voor - vrou
- voor
- voor anker gaan
- voor Christus
- voor de eerste maal
- voor de hand liggen
- voor de helft
- voor de regen schuilen onder een boom
- voor de rest
- voor de wet getrouwd zijn
- voor een habbekrats
- voor een schilder poseren
- voor een stuk
- voor elk
- voor het eerst
- voor het ogenblik
- voor iedereen
- voor iem. in de bres springen
- voor iem. zorgen
- voor iets opkomen
- voor iets pleiten